Lees aub eens lid 4 zeer goed.alfatrion schreef:Onkunde dus. Lid 4 is aan de orde omdat het hier een consumentenkoop betreft. Vanwege lid 4 zijn de voorwaarden uit lid 1 om herstel of vervanging te kunnen eisen, niet aan de orde. Er staat namelijk letterlijk "in afwijking van lid 1".I'll be back! schreef:Die is hierbij niet aan de orde.
Daarin ga ik zeker met je mee.alfatrion schreef:Nee, ik schrijf dat de verkoper meer moet doen aantonen dan dat de monteur de bank de eerste keer niet heeft hersteld.I'll be back! schreef:Jij wilt dus zeggen dat al is eerst niet tot reparatie of vervanging overgegaan dat dan nog de verkopende partij geen kosten in rekening mag brengen?
De verkoper zal zijn claim ergens op moeten baseren.
Ik ben het daar niet mee eens. Het is niet correct dat de koper maar één punt heeft, namelijk de prijs betalen en dat de verkopende partij daartegenover wel meer dan 20 punten heeft staan.alfatrion schreef:De koper heeft de aankoopsom op tijd betaald dus heeft geen wanprestatie geleverd. Een verrijking zie ik niet, zodat een claim ongerechtvaardigde verrijking alleen daarom al niet opgaat. De onrechtmatige daad ligt hier het meest voor de hand.
Laat ik het anders vragen: op welke grond kan de koper vervanging eisen en herstel weigeren?alfatrion schreef:De verkoper heeft geen recht om de bank te herstellen, omdat dit een recht van de koper is. De koper heeft niet in strijd gehandeld van een wettelijke verplichting. Blijft ongeschreven recht over. Dat betekent dat de verkoper moet stellen welke ongeschreven regel er zou gelden, moet bewijzen dat deze ook daadwerkelijk bestaat en de koper deze daadwerkelijk heeft geschonden. Je komt er zeker niet mee weg door het te laten bij "wij hebben de bank niet direct hersteld, mogen we even vangen."art. 6:162 lid 2 BW schreef:Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
Artikel 7:21 lid 1 BW spreekt dat tegen.