Inmiddels meerdere voorstellen gezien, het verschil lijkt met name te zitten in de wettelijke rente. Mogelijk rekenen Aegon en Leaseproces ten onrechte pas vanaf de datum van machtiging, in plaats van aanvang contract?
Ondertussen dendert de jurisprudentie voort. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden acht inmiddels al geruime tijd advisering door het destijds grote
Spaar Select structureel bewezen, zoals op 08-06-2021 in
ECLI:NL:GHARL: 2021:5683. Over verjaring:
4.4. (..)Nu schending van artikel 41 NR 1999 in dit geval beoordeeld moet worden in het kader van de bij het beroep op eigen schuld in acht te nemen billijkheidsafweging, is niet van belang of een zelfstandig beroep op deze schending (al dan niet) is verjaard.2 Ook het betoog van Dexia dat het beroep van [geïntimeerde] op schending van de bijzondere zorgplicht is verjaard, faalt.
Met de brief uit 2007 waarin Leaseproces namens [geïntimeerde] ook de onrechtmatige daad noemt als mogelijke grondslag, moet het voor Dexia duidelijk zijn geweest dat [geïntimeerde] Dexia aansprakelijk hield voor haar handelwijze met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst en op basis hiervan (ondubbelzinnig) schadevergoeding verlangde.
Over verboden advisering, waaronder met name Spaar Select:
4.12. Dit hof heeft in zijn arresten van 3 november 2020 waarin verboden advisering is aangenomen op basis van de discussie tussen partijen in die zaken en de daarbij overgelegde documenten omtrent de vereiste wetenschap bij Dexia geoordeeld dat zij wist dan wel behoorde te weten dat de tussenpersonen in die zaken, waaronder met name ook Spaar Select, de afnemers regelmatig niet slechts algemeen over deze producten informeerden, maar de producten ook onderdeel lieten zijn van een specifiek op de persoon toegesneden advies (..)
(..) en dat het daarom op de weg van Dexia als vergunninghoudende financiële instelling lag om te verifiëren of de bij haar aangebrachte cliënt in die zin was geadviseerd. Nu zij dat naliet en het risico van verboden advisering zich verwezenlijkte, oordeelde het hof dat Dexia wetenschap had van de advisering of dat behoorde te weten. Het hof verwijst naar deze zaken die bij Dexia en – via Leaseproces – bij de afnemers bekend zijn.7
Gelukkig voor Dexia (Aegon), van dit hof helaas nog geen (verbeterd) standpunt over de aankoopprocedure als effectenorder
4.14. De conclusie luidt dat het beroep van [geïntimeerde] op de billijkheidscorrectie slaagt. Het gevolg hiervan is dat de schade van [geïntimeerde] , bestaande uit de door hem betaalde inleg (een bedrag van € 23.965,20 en eventuele aflossingen) volledig door Dexia moet worden vergoed.
Gelet op deze uitkomst bestaat voor Dexia geen belang meer bij een bespreking van de andere grondslag voor het beroep op de billijkheidscorrectie: de vraag of Spaar Select heeft gehandeld als orderremisier. Grief V blijft daarom onbesproken.
Ook bij andere tussenpersonen is het een kwestie van tijd, zoals in
ECLI:NL:GHARL: 2021:5678 over VDZ Kredieten:
4.1. (..)De grieven in hoger beroep en de daarop voortbouwende vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis zijn derhalve uitsluitend gericht tegen het door de kantonrechter in conventie gewezen vonnis. Daarnaast heeft Dexia verklaard afstand te doen van haar standpunten omtrent de verjaring en de schending van de klachtplicht.
4.10. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] in de onderhavige zaak (op basis van dezelfde stukken als in de zaken van 3 november 2020 naar voren zijn gebracht) voldoende aangetoond dat Dexia in algemene zin wist, althans behoorde te weten dat veel van haar tussenpersonen haar klanten regelmatig adviseerden. Echter, [geïntimeerde] heeft nog onvoldoende bewezen dat ook [VDZ Kredieten] haar klanten regelmatig adviseerde.
De stukken die zijn overgelegd, zien enkel op andere tussenpersonen. Hierdoor is voor het hof niet vast te stellen dat ook [VDZ Kredieten] haar klanten regelmatig op de persoon toegesneden adviezen aanbood en dit (dus) aan Dexia kenbaar was of kon zijn. De enkele verwijzing op de overeenkomsten naar “ATP- [VDZ Kredieten] B.V.” en de naam van de tussenpersoon op de aanvraagformulieren zegt hierover te weinig.
Nu de bewijslast van de stelling dat Dexia wist of behoorde te weten dat [VDZ Kredieten] heeft geadviseerd omtrent het aangaan van de overeenkomsten op [geïntimeerde] rust, zal [geïntimeerde] conform zijn bewijsaanbod worden toegelaten tot nadere bewijslevering van de feiten en omstandigheden die deze conclusie kunnen rechtvaardigen.